U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De conclusie van het onderzoek op verzoek van de rechtbank is, dat de vraag of sprake is geweest van een duidelijke factor niet met ja of nee kan worden beantwoord. De Raad onderschrijft daarom het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de dienstverbandaandoening een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten.

Uitspraak



15/3733 MPW

Datum uitspraak: 11 mei 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van

16 april 2015, 13/9193 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Minister van Defensie (minister)

PROCESVERLOOP

Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris), is in verband met een wijziging van taken voortgezet ten name van de minister. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de minister, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de staatssecretaris. De Raad stelt ambtshalve vast dat de rechtbank ten onrechte de staatssecretaris als partij heeft aangemerkt. De Raad heeft deze fout hersteld.

Namens appellant heeft mr. W.B. Knook hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Knook. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. B.J. Engels-Linssen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant was beroepsmilitair en is in 1979 ontslagen uit de militaire dienst. Hij ontvangt sinds 1979 een militair invaliditeitspensioen, laatstelijk berekend naar een mate van invaliditeit van 35%.

1.2.

In het kader van de ambtshalve termijnbeoordelingen van invaliditeit met dienstverband heeft de minister bij besluit van 25 juni 2008 het militair invaliditeitspensioen van appellant ongewijzigd gehandhaafd. De aandoeningen waarvoor dienstverband is aanvaard, te weten letsel aan de linkerknie en aandoening aan de rugspieren, veroorzaken een invaliditeit

van 35%. Voor de aandoening aan de rechter knieschijf en de klachten aan de linkerenkel, linkervoet en linkerheup wordt geen dienstverband aanvaard. Het tegen het besluit van 25 juni 2008 gerichte bezwaar heeft de minister bij besluit van 28 april 2011 ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 10 mei 2012 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 28 april 2011 gegrond verklaard, dat besluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd en de minister opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank zijn standpunt, dat voor de nieuwe aandoeningen geen dienstverband wordt aanvaard, onvoldoende onderbouwd. Gelet op de bevindingen van dr. A.R. Koomen, consulent chirurgie, en de behandelend orthopedisch chirurg, dr. S.K. Samijo, acht de rechtbank een nader onderzoek door een orthopedisch deskundige geïndiceerd. Bovendien had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen om bij Samijo navraag te doen naar de omvang van het deel van de klachten dat is terug te voeren op overbelastingsklachten als gevolg van compensatie in statiek. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.

1.4.

Ter uitvoering van deze uitspraak heeft de minister de chirurg-traumatoloog

dr. F.A.J.M. van den Wildenberg, door tussenkomst van de verzekeringsarts, om nader advies gevraagd. Van den Wildenberg concludeert in zijn rapportage van 3 december 2012 dat de klachten van appellant worden veroorzaakt door een combinatie van factoren. Er is sprake van een beenlengteverschil van één centimeter ten nadele van rechts, met als gevolg een scoliose van de rug. Er zijn degeneratieve afwijkingen in de rug zichtbaar op de niveaus L3/L4, L4/L5 en L5/S1. Er is sprake van retropatellaire chondropathie links en een BMI van 34. Het samenspel van deze factoren is volgens Van den Wildenberg verantwoordelijk voor het afwijkend looppatroon en de afwijkende statiek. Welke factor hierbij het meest van invloed is geweest, is in retrospectief niet vast te stellen.

1.5.

De verzekeringsarts P.G. Verkerk heeft bij brief van 6 december 2012 een nader advies uitgebracht. Bij besluit van 7 oktober 2013 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 juni 2008 opnieuw ongegrond verklaard.

2.1.

In haar tussenuitspraak van 4 juni 2014 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, overwogen dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, omdat de minister bij zijn beoordeling van de mate van invaliditeit is uitgegaan van een verkeerd criterium en toetsingskader. Als gevolg daarvan heeft de minister aan Van den Wildenberg de verkeerde vraag gesteld, te weten of aannemelijk is dat de nieuw aangevoerde klachten van appellant in belangrijke, dan wel overwegende mate worden veroorzaakt door zijn dienstletsel. Op grond van het in deze zaak nog toepasselijke artikel E11, eerste lid, van de Algemene Militaire Pensioenwet en de uitspraak van de Raad van 29 april 1987 (ECLI:NL:CRVB:1987:AK2965), dient de vraag te worden beantwoord of de dienstverbandaandoening een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten van appellant. De rechtbank heeft de minister daarom in de gelegenheid gesteld om aan

Van den Wildenberg de vraag voor te leggen of de aandoening aan de linkerknie en rug van appellant, waarvoor destijds dienstverband is aangenomen, een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de door appellant nieuw aangevoerde klachten aan zijn rechter knie(schijf), linkerenkel/-voet en linkerheup. Aan de hand van de reactie van Van den Wildenberg dient de minister een nieuwe beslissing te nemen.

2.2.

Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft de minister Van den Wildenberg, door tussenkomst van de verzekeringsarts, verzocht om beantwoording van de (juiste) vraag. Bij brief van 23 september 2014 heeft verzekeringsarts Verkerk op grond van de reacties van

Van den Wildenberg van 22 augustus 2014 en 11 september 2014 een nader advies uitgebracht. Bij brief van 29 september 2014 heeft de minister een nadere toelichting gegeven.

2.3.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister met de schriftelijke toelichting van 29 september 2014 het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek heeft hersteld. Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en, gezien de nadere motivering door de minister, bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de dienstverbandaandoening van appellant een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten van appellant.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat de vraag dient te worden beantwoord of de dienstverbandaandoeningen een duidelijk aanwezige factor zijn geweest bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten. Appellant stelt zich op het standpunt dat zowel uit de brieven van Samijo als de rapportage van Van den Wildenberg van 3 december 2012 volgt dat de dienstverbandaandoening een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan dan wel verergeren van de nieuw aangevoerde klachten en beperkingen.

4.2.

De Raad volgt appellant niet in dit standpunt. Van den Wildenberg heeft in zijn reacties van 22 augustus 2014 en 11 september 2014 verwezen naar de onder 1.4 genoemde rapportage van 3 december 2012 en medegedeeld dat de vraag of sprake is geweest van een duidelijke factor niet met ja of nee kan worden beantwoord. Verder heeft Samijo in zijn brieven van 9 februari 2010 en 23 april 2010 weliswaar gesteld dat de klachten tenminste voor een deel zijn terug te voeren op overbelastingsklachten als gevolg van compensatie in statiek (als gevolg van pathologie van de linkerknie), maar daarmee is nog niet de vraag beantwoord of de dienstverbandaandoening een duidelijke factor is geweest in vorenbedoelde zin. In de door appellant in beroep ingediende rapportage van Van der Schuur van 11 november 2014 ziet de Raad geen reden om tot een andere conclusie te komen, reeds omdat Van der Schuur bij het benoemen van het aantal aandoeningen aan de linkerknie en de rug en bij het wegstrepen van het overgewicht, niet ingaat op het gewicht van de aandoeningen bij het ontstaan van de nieuw aangevoerde klachten en beperkingen. Ten slotte heeft appellant ter zitting nog gewezen op het advies van Koomen van 31 januari 2008 aan de verzekeringsarts. Dit advies, waarin Koomen vermeldt dat sprake is van overbelasting die in relatie staat met de dienstverbandaandoening, heeft geleid tot het door de rechtbank opgedragen onderzoek zoals vermeld onder 1.4 en 1.5. Uit het voorgaande blijkt dat de conclusie van dit onderzoek is dat de vraag of sprake is geweest van een duidelijke factor niet met ja of nee kan worden beantwoord. De Raad onderschrijft daarom het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de dienstverbandaandoening een duidelijk aanwezige factor is geweest bij het ontstaan of verergeren van de nieuw aangevoerde klachten.

4.3.

Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en M. Kraefft en H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2017.

(getekend) C.H. Bangma

(getekend) W.A.M. Ebbinge

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature