U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Het bestreden besluit, waarbij het verzoek om verhoging van het huurplafond is afgewezen omdat het voor appellant per 1 september 2013 geldende huurplafond nadien niet meer gewijzigd kon worden, berust niet op een deugdelijke motivering. De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verzoek om verhoging van het voor appellant geldende huurplafond, teneinde in aanmerking te komen voor een hogere tegemoetkoming in de woninghuur. De commandant heeft de door appellant per 1 september 2013 gehuurde woning passend verklaard. Onder die omstandigheden heeft appellant met ingang van 1 september 2013 recht op een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur. De tegemoetkoming bedraagt, gelet op artikel 13, tweede lid, van het VBD , zoals deze bepaling luidde ten tijde in geding, het verschil tussen de verschuldigde huur en de eigen bijdrage.

Uitspraak



15/7712 MAW, 16/6866 MAW

Datum uitspraak: 6 april 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 oktober 2015, 15/2016 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [standplaats] (appellant)

de Commandant Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie (commandant)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.

De commandant heeft te kennen gegeven dat hij op 14 september 2016 een nieuw besluit heeft genomen en heeft dit besluit ingezonden.

Appellant heeft desgevraagd een schriftelijke zienswijze gegeven op het besluit van

14 september 2016 en heeft nadere stukken overgelegd.

De commandant heeft op verzoek van de Raad nadere stukken overgelegd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017. Appellant is verschenen bij gemachtigde mr. Kromhout. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. C. Pasman en mr. E. Kuiper.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant is sinds 25 maart 2011 als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee werkzaam bij het District Landelijke en Buitenlandse Eenheden bij de [naam Brigade], met als standplaats [standplaats]. Hij was aanvankelijk als alleenstaande van rijkswege gehuisvest. Na daartoe toestemming te hebben verkregen van de commandant, heeft appellant met ingang van 1 september 2013 een woning gehuurd op [standplaats], waarvan het huurbedrag $ 2.375,- per maand bedraagt. Bij rekest van 5 november 2013 heeft appellant onder meer verzocht om een tegemoetkoming in de woninghuur en om het voor hem geldende huurplafond te verhogen, omdat hij met ingang van 1 september 2013 zijn huisvesting van rijkswege heeft omgeruild voor het zelfstandig bewonen van een woning met zijn partner.

1.2.

Bij besluit van de commandant van 28 november 2013 is aan appellant een tegemoetkoming in de woninghuur toegekend en is het verzoek om verhoging van het huurplafond afgewezen. Deze afwijzing heeft de commandant na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 januari 2015 (bestreden besluit). Daaraan heeft de commandant ten grondslag gelegd dat uit de Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied 577 ‘Personele aangelegenheden Caraïbisch gebied’ (Aanwijzing) volgt dat het huurplafond eenmalig wordt bepaald per inkomenscategorie en gezinssamenstelling en bij een voortdurende plaatsing niet wordt aangepast. Voor appellant is het toepasselijke huurplafond vastgesteld op het moment dat appellant het huurcontract aanging, op

1 september 2013. Op dat moment was de partner van appellant door de Stichting pensioenfonds ABP (ABP) nog niet als zijn partner aangemerkt. Dat is nadien, op

13 september 2013, gebeurd. Dit brengt met zich dat voor het bepalen van het toepasselijke huurplafond moet worden uitgegaan van de status van appellant van ‘alleenstaand’, waarvoor een huurplafond geldt van $2.000,- per maand, en niet van ‘gehuwd, gezin aldaar’, waarvoor een huurplafond geldt van $2.500,- per maand.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de commandant terecht 1 september 2013 heeft aangehouden als het moment waarop de aanspraak op de tegemoetkoming in de woninghuur als bedoeld in artikel 13 van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD) is ontstaan. Verder acht de rechtbank het niet kennelijk onredelijk dat een huurplafond (in beginsel) eenmalig wordt vastgesteld. De commandant heeft appellant, uitgaande van het beleid zoals vervat in de Aanwijzing, terecht voor de toepassing van het huurplafond aangemerkt als alleenstaande, uitgaande van het moment waarop appellant de rijkshuisvesting heeft omgeruild voor zelfstandig wonen op 1 september 2013. Het samenlevingscontract van appellant is eerst op 13 september 2013 bij het ABP ingeschreven en pas op dat moment voldeed hij aan de formele eis om aangemerkt te worden als zijnde ‘gehuwd, gezin aldaar’ in de zin van artikel 7, eerste lid, onder a, van het VBD .

3. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3790, heeft appellant op 19 januari 2016 verzocht om het in zijn geval gehanteerde huurplafond los te laten. Vervolgens heeft de commandant op 14 september 2016 een nieuw besluit genomen en daarbij erkend dat appellant, ingevolge voornoemde uitspraak aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de woninghuur die het verschil bedraagt tussen de verschuldigde huur en de eigen bijdrage. Daarbij heeft de commandant zich op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 24 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD9150, dat hij slechts gehouden is om die tegemoetkoming te betalen met terugwerkende kracht tot aan de datum van het verzoek van appellant, omdat sprake is van een duuraanspraak. Verder staat in het besluit van 14 september 2016 dat bij de berekening van de tegemoetkoming woninghuur wordt uitgegaan van een huurbedrag van $ 2.100,-. De omschrijving van het begrip ‘passende woning’ in artikel 13 van het VBD is met ingang van 1 februari 2016 aangepast om een grondslag te bieden voor het toepassen van huurplafonds. Daarom zal voor appellant per 1 juli 2017 (datum einde plaatsing op functie) wederom een huurplafond van $ 2.000,- van toepassing zijn.

4. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 september 2016.

5. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.

5.1.

Met instemming van partijen wordt het besluit van 14 september 2016 in de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Ter zitting is namens de commandant meegedeeld dat inmiddels een aanvullend besluit is genomen, dat nog niet bekend is gemaakt, waarbij is bepaald dat voor appellant geen huurplafond van toepassing zal zijn zolang hij geen andere functie krijgt.

5.2.

Artikel 7 van het VBD ziet op de van toepassing zijnde toelage buitenland voor defensieambtenaren, waarvan de hoogte onder meer afhankelijk is van de burgerlijke staat van de betrokken ambtenaar.

5.3.

In artikel 11, eerste en tweede lid, van het VBD is bepaald dat een verhoging of verlaging van de toelage buitenland als gevolg van een verandering in de burgerlijke staat van de defensieambtenaar ingaat op de dag waarop die verandering plaatsvindt.

5.4.

Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van het VBD , zoals die bepaling luidde ten tijde van het nemen van het besluit, wordt onder passende woning verstaan een woning die wat huurbedrag, aard, ruimte, indeling en ligging betreft, door de commandant - mede gelet op de plaatselijke normen - als een geschikte woning voor de defensieambtenaar wordt aangemerkt.

5.5.

Ingevolge artikel 13, tweede lid, van het VBD, voor zover relevan t en als luidend te tijde van het nemen van het besluit, heeft de defensieambtenaar die aanspraak heeft op de toelage-buitenland, bedoeld in artikel 7, eerste of derde lid, en die in het gebied van plaatsing een eigen huishouding voert, aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur, indien het hem naar het oordeel van de commandant niet mogelijk is geweest in de Nederlandse Antillen een passende defensiewoning of, indien een zodanige woning naar het oordeel van de commandant niet beschikbaar is, een passende woning te huren, waarvan de huur lager is dan of gelijk is aan de eigen bijdrage. De tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de verschuldigde huur en de eigen bijdrage.

5.6.

In het derde lid van artikel 13 van het VBD is bepaald dat de aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, ingaat op de dag waarop de huur voor de eerste maal is verschuldigd, tenzij de defensieambtenaar dan nog geen aanspraak heeft op de voor hem vastgestelde toelage buitenland, in welk geval de tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de dag waarop de aanspraak op die toelage buitenland ontstaat.

5.7.

In paragraaf 3700 van de Aanwijzing is onder meer bepaald dat de huurtegemoetkomingen als bedoeld in artikel 13 van het VBD zijn gebonden aan een maximum: de huurplafonds. Deze worden eenmalig bepaald per inkomenscategorie en gezinssamenstelling, op datum plaatsing op functie in het Caraïbisch gebied en worden bij voortdurende plaatsing(en) niet aangepast. De gezinssamenstelling wordt bepaald door de defensieambtenaar en het aantal permanent bij de defensieambtenaar inwonende gezinsleden bij elkaar op te tellen. Dit betreft uitsluitend gezinsleden waarvoor de Minister toestemming gegeven heeft dat deze met de defensieambtenaar mee worden uitgezonden. De huurtegemoetkoming is nooit meer dan het voor de defensieambtenaar geldende huurplafond minus de eigen bijdrage. De huurplafonds zijn opgenomen in de bijlagen van de Aanwijzing.

5.8.

Niet in geschil is dat de commandant de door appellant in 2013 gekozen woning als passende woning heeft aangemerkt en heeft geoordeeld dat het niet mogelijk is geweest om een passende woning te huren waarvan de huur lager is dan of gelijk is aan de eigen bijdrage.

5.9.

In de uitspraak van 29 oktober 2015, genoemd onder 3, is geoordeeld dat artikel 13 van het VBD , zoals die bepaling destijds luidde, de commandant niet de bevoegdheid verleent om de hoogte van de tegemoetkoming in te perken, zoals - in dat geschil - met artikel 12, tweede lid, van de Beleidsregel woningvoorziening Bondsrepubliek Duitsland (Beleidsregel), vastgesteld door de Bevelhebber der landstrijdkrachten, was gebeurd. In artikel 12 van de Beleidsregel was bepaald dat de tegemoetkoming in de woninghuur nooit meer is dan het verschil tussen het in artikel 13 van de Beleidsregel opgenomen huurplafond en de eigen bijdrage. De in deze zaak door de commandant gevolgde Aanwijzing bevat eenzelfde, met het VBD strijdige beperking in de hoogte van de tegemoetkoming in woninghuur.

5.10.

Voor het uit de Aanwijzing voortvloeiende standpunt van de commandant dat het geldende huurplafond slechts eenmalig kan worden bepaald is evenmin steun te vinden in het VBD en dit standpunt is, gelet op artikel 11 van het VBD , ook niet begrijpelijk. Dat aan tussentijdse wijzigingen administratieve werkzaamheden zijn verbonden, zoals de commandant heeft betoogd, maakt dit niet anders.

5.11.

Wat in 5.9 en 5.10 is overwogen betekent dat het bestreden besluit, waarbij het verzoek om verhoging van het huurplafond is afgewezen omdat het voor appellant per 1 september 2013 geldende huurplafond nadien niet meer gewijzigd kon worden, niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dit niet onderkend en ten onrechte het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep slaagt dan ook.

5.12.

De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Appellant heeft met zijn rekest van 5 november 2013 verzocht om verhoging van het voor hem geldende huurplafond, teneinde in aanmerking te komen voor een hogere tegemoetkoming in de woninghuur. De commandant heeft de door appellant per 1 september 2013 gehuurde woning passend verklaard. Onder die omstandigheden heeft appellant met ingang van 1 september 2013 recht op een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur. De tegemoetkoming bedraagt, gelet op artikel 13, tweede lid, van het VBD , zoals deze bepaling luidde ten tijde in geding, het verschil tussen de verschuldigde huur en de eigen bijdrage.

5.13.

Gelet op het in 5.12 gegeven oordeel komt aan een bespreking van het besluit van

14 september 2016 geen betekenis meer toe, zodat de Raad deze achterwege zal laten.

6. Aanleiding bestaat om de commandant te veroordelen in de proceskosten van appellant. De kosten worden begroot op € 990,- in beroep en € 1.485,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.475,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

vernietigt de aangevallen uitspraak;

verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 januari 2015;

herroept het besluit van 28 november 2013 voor zover daarbij het verzoek ten aanzien van het huurplafond is afgewezen en bevestigt dat besluit voor het overige;

bepaalt dat aan appellant met ingang van 1 september 2013 tot aan het einde van zijn plaatsing op [standplaats] een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur wordt verstrekt ten bedrage van het verschil tussen de verschuldigde huur voor de passend verklaarde woning en de eigen bijdrage;

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

bepaalt dat de commandant aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 415,- vergoedt;

veroordeelt de commandant in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.475,-.

Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en

N.J. van Vulpen-Grootjans en M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van

L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2016.

(getekend) J.J.T. van den Corput

(getekend) L.L. van den IJssel

UM

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature