U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag om toekenning van een Wubo-uitkering als weduwe van haar overleden echtgenoot is terecht afgewezen. De echtgenoot was ten tijde van zijn overlijden niet in het genot van een periodieke Wubo-uitkering of van een uitkering wegens oorlogsletsel op grond van een andere wet dan de Wubo. Verder is overwogen dat het overlijden van haar echtgenoot niet in verband staat met het door hem ondergane oorlogsgeweld.

Uitspraak



16/4088 WUBO

Datum uitspraak: 30 maart 2017

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

de erven en/of rechtverkrijgenden van [betrokkene] , laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)

de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

[betrokkene] (betrokkene) heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 maart 2016, kenmerk BZ01955824 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).

Betrokkene is op [datum] 2016 overleden. [naam zoon] , zoon van betrokkene, heeft bericht dat appellanten de procedure wensen voort te zetten.

Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene heeft in maart 2015 bij verweerder een aanvraag ingediend om toekenning van een uitkering als weduwe van [naam overleden echtgenoot] , geboren in 1924 en overleden op

[datum] 2000.

1.2.

Bij besluit van 23 december 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Overwogen is dat [naam overleden echtgenoot] ten tijde van zijn overlijden niet in het genot was van een periodieke uitkering op grond van de Wubo of van een uitkering wegens oorlogsletsel op grond van een andere wet dan de Wubo. Verder is overwogen dat het overlijden van [naam overleden echtgenoot] niet in verband staat met het door hem ondergane oorlogsgeweld, te weten de gedwongen tewerkstelling in Duitsland.

2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd, komt de Raad tot de volgende beoordeling.

2.1.

In artikel 7, aanhef en onder d, e en f, van de Wubo is geregeld wie als weduwe of weduwnaar van een burger-oorlogsslachtoffer in aanmerking komt voor een periodieke uitkering. Kort gezegd gaat het om de weduwe of weduwnaar van een burger-oorlogsslachtoffer dat (d) ten tijde van het overlijden in het genot is geweest van een periodieke uitkering op grond van de Wubo, dan wel (e) als gevolg van het oorlogsletsel is overleden, of (f) in verband met het oorlogsletsel in het genot is geweest van een periodieke uitkering, anders dan op grond van de Wubo.

2.2.

Niet wordt betwist dat [naam overleden echtgenoot] niet in het genot was van een periodieke uitkering op grond van de Wubo.

2.3.

In het sociaal rapport is vermeld dat [naam overleden echtgenoot] in 2000 op 75-jarige leeftijd is overleden aan een hartaanval. Dit overlijden valt niet aan het door [naam overleden echtgenoot] ondergane oorlogsgeweld toe te schrijven maar is het gevolg van een constitutionele dan wel degeneratieve aandoening. Verder kan geen verband worden gelegd tussen het overlijden en mogelijke psychische klachten van [naam overleden echtgenoot] . Dat blijkt uit twee adviezen van de geneeskundig adviseurs van verweerder, de artsen R. Loonstein en A.M. Ohlenschlager. Geen reden wordt gezien om deze adviezen voor onjuist te houden. Andersluidende medische gegevens zijn niet voorhanden.

2.4.

Verder is niet gesteld en ook niet gebleken dat [naam overleden echtgenoot] in verband met het oorlogsletsel, anders dan op grond van de Wubo, een periodieke uitkering genoot.

2.5.

Gelet op hetgeen onder 2.2 tot en met 2.4 is overwogen, behoorde betrokkene niet tot één van de categorieën personen, omschreven onder 2.1. Dat betekent dat betrokkene als weduwe van [naam overleden echtgenoot] geen aanspraak kon maken op een periodieke uitkering op grond van de Wubo. Het bestreden besluit kan in rechte standhouden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2017.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) P.W.J. Hospel

IJ

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature