1) Dagloon. In het geval van appellante is ten gunste van haar afgeweken van het historisch dagloon. De strekking van artikel 5 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen is dat het dagloon voor jeugdige arbeidsongeschikten wordt verhoogd omdat het historisch dagloon tot een onwenselijk resultaat zou leiden, namelijk een dagloon dat minder bedraagt dan het voor betrokkene geldende minimumloon op de eerste uitkeringsdag. Dat deze bijzondere verhoging door de wetgever in het tweede lid van artikel 5 is beperkt (‘afgetopt’) tot het minimumloon dat behoort bij de leeftijd van de werknemer op de eerste dag waarop recht bestaat op uitkering, betekent niet dat sprake is van strijd met het aan de Wet WIA en het BDW ten grondslag liggende loondervingsbeginsel. 2) Maatmaninkomen. Appellante ontving ten tijde van het intreden van haar arbeidsongeschiktheid een salaris dat 83% bedroeg van haar functieloonschaal. Het Uwv heeft daarom bij de berekening van het maatmaninkomen terecht een factor 100/83 toegepast.