U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 38%. Voldoende rekening gehouden met depressieve klachten, incontinentie en het gebruik van het medicijn Notrilen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



12/4669 WIA

Datum uitspraak: 21 november 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 juni 2012, 12/418 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D.L.B.J. Knikkink-Wolthuis hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadere reacties ingezonden.

Het geding is aan de orde gesteld tijdens de zitting van 11 april 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Knikkink-Wolthuis. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

De behandeling ter zitting is geschorst. Partijen hebben vervolgens nadere reacties ingezonden.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 10 oktober 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Knikkink-Wolthuis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1.

De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld en volstaat hier met het volgende.

1.2.

Bij besluit van 13 mei 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 15 mei 2011 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 38%.

1.3.

Bij beslissing op bezwaar van 16 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 mei 2011 ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen rapporten ten grondslag van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven over vergoeding van griffierecht en proceskosten. Voor zover in hoger beroep nog van belang heeft de rechtbank als volgt overwogen.

2.1.

Aan het bestreden besluit ligt een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag. In de beschikbare gegevens heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het aannemen van beperkingen vanwege het medicijngebruik van appellant voor zijn psychische klachten. Appellant heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank doet twijfelen aan de juistheid van bevindingen en conclusies van de verzekeringsartsen en aan de vastgestelde beperkingen in verband met zijn psychische klachten. De rechtbank heeft voorts overwogen dat inzake de incontinentie- en flankpijnklachten geen medische oorzaak is gevonden en dat de verzekeringsartsen bij de vaststelling van de beperkingen wel rekening hebben gehouden met deze klachten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om meer beperkingen ten aanzien van werktijden aan te nemen dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen.

2.2.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de geselecteerde functies

bode-bezorger (SBC-code 315140), productiemedewerker industrie (samensteller van producten) (SBC-code 111180) en snackbereider (handmatig) (SBC-code 111071) aan de schatting ten grondslag heeft gelegd, ook in verband met de gestelde incontinentie van appellant. Aangezien het Uwv eerst in beroep de medische geschiktheid van appellant voor de functies voldoende heeft toegelicht heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.

3. Het hoger beroep is gericht tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit en is beperkt tot de medische grondslag daarvan. Appellant heeft zijn in beroep aangevoerde standpunt herhaald dat bij het vaststellen van zijn beperkingen onvoldoende rekening is gehouden met zijn depressieve klachten, incontinentie en het gebruik van het medicijn Notrilen. Onder verwijzing naar het rapport van de psychiater

dr. A.J.W.M. Trompenaars en klinisch psycholoog L.E.E. Ligthart van 14 september 2013 en de nadere reactie van Trompenaars van 17 april 2014 heeft appellant aanvullend gesteld dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Er is geen reden om te oordelen dat de beoordeling van de psychische beperkingen van appellant door de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig of onjuist is geweest. In de door het Uwv in hoger beroep overgelegde rapporten van drie verzekeringsartsen bezwaar en beroep is voldoende zorgvuldig gemotiveerd waarom zij de in de rapporten van de medisch adviseur van de gemachtigde van appellant en van Trompenaars en Ligthart vermelde conclusie, dat het niet reëel is te veronderstellen dat appellant tot het verrichten van loonvormende arbeid in staat is, niet kunnen volgen. Met name kan worden verwezen naar het door het Uwv overgelegde rapport van 27 juni 2014, waarin is opgemerkt dat de verzekeringsartsen van het Uwv op grond van eigen waarneming en met inachtneming van de bevindingen van de huisarts en de informatie van de behandelend psycholoog van appellant hebben vastgesteld dat ten tijde in geding de depressie van appellant in remissie was en er sprake was van een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken. Op grond van de bekende diagnoses en het toenmalig functioneren op de diverse levensgebieden kon niet worden geconcludeerd dat er sprake was van een toestand van Geen Benutbare Mogelijkheden en diende er dus een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te worden opgesteld. Voorts is opgemerkt dat Trompenaars en Ligthart appellant ruim twee jaar na de datum in geding hebben onderzocht en uitsluitend op grond van informatie van appellant zelf en eigen onderzoek en observaties vergaande uitspraken hebben gedaan over de arbeidsmogelijkheden van appellant. Zij hebben geen informatie bij de huisarts of eventueel andere of vroegere behandelaars van appellant opgevraagd. Ook ontbreekt een

hetero-anamnese, waardoor relevante informatie ontbreekt. In het licht van het voorgaande zijn de vergaande conclusies van Trompenaars en Ligthart onvoldoende onderbouwd. Het Uwv is bij zijn besluitvorming ten aanzien van de psychische beperkingen terecht uitgegaan van de FML van 28 oktober 2011.

4.2.

Het standpunt van appellant dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn incontinentieproblemen kan evenmin worden gevolgd. Uit de medische stukken kan worden afgeleid dat de uroloog geen fysieke oorzaak voor de gestelde incontinentie heeft gevonden. Terwijl in het rapport van Trompenaars van 14 september 2013 staat vermeld dat appellant voor deze problematiek in behandeling is, heeft appellant zelf noch zijn gemachtigde er bij de verzekeringsartsen op aangedrongen hierover informatie op te vragen. Nu er in hoger beroep geen nadere objectieve medische gegevens zijn ingezonden kan met de rechtbank worden geoordeeld dat ook in verband met deze problematiek niet te geringe beperkingen zijn opgenomen.

4.3.

In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 april 2012 zijn de mogelijke effecten van het gebruik van het geneesmiddel Notrilen nader toegelicht. Vervolgens is vastgesteld dat appellant dit middel al gedurende zeer lange tijd gebruikt en dat er tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts en tijdens de hoorzitting geen sprake was van cognitieve functiestoornissen. Appellant was alert en in staat de aandacht te richten en te verdelen. Met verwijzing naar de door de betreffende verzekeringsarts bezwaar en beroep verstrekte informatie en de bevindingen is voldoende gemotiveerd dat een beperking ten aanzien van het autorijden of het persoonlijk risico niet aan de orde is.

4.4.

Gelet op de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd voor zover aangevochten. Het verzoek tot vergoeding van wettelijke rente wordt afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;

- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.

Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange als voorzitter en R.E. Bakker en

E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2014.

(getekend) C.C.W. Lange

(getekend) I. Mehagnoul

IJ

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature