U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Weigering WAJONG-uitkering. Geen aanleiding de FML voor onjuist te houden. Geduide functies worden geschikt geacht.

Uitspraak



11/905 WAJONG

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 januari 2011, 10/1106 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 20 januari 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.S. Yap, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft een medische verklaring ingebracht, waarop het Uwv heeft gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2011.

Appellante is - met kennisgeving - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad stelt voorop dat de beoordeling in dit geding dient plaats te vinden aan de hand van de voorschriften van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals deze luidden ten tijde in dit geding van belang.

2. Appellante, geboren op [datum] 1991, heeft een op 13 november 2008 gedateerde aanvraag om een uitkering op grond van de Wajong ingediend vanwege haar aangeboren doofheid. Zij is voor beoordeling van haar aanvraag op 23 juni 2009 onderzocht door de verzekeringsarts Th.B.M. Hoofs. In een rapport van 24 juni 2009 vermeldde Hoofs dat naast de doofheid sprake was van vermoeidheidsklachten, bloedarmoede en flauwvallen. Voor dit laatste wees Hoofs op een mogelijk verband met de doofheid. Na psychisch onderzoek, waarbij Hoofs geen aanwijzingen vond voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek, en lichamelijk onderzoek, alsmede kennisneming van informatie op audiologisch terrein, legde Hoofs de beperkingen van appellante in verband met haar doofheid en haar bloedarmoede vast in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Bij het arbeidskundig onderzoek werd vervolgens bij functieduiding vastgesteld dat geen sprake was van verlies aan verdiencapaciteit. Hierna weigerde het Uwv bij besluit van 28 juli 2009 aan appellante de gevraagde Wajong-uitkering, primair omdat zij vanaf haar 17e levensjaar niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest en subsidiair omdat zij vanaf [datum] 2009 minder dan 25% arbeidsongeschikt was.

3. In de bezwaarprocedure kwam nadere informatie van de ambulant begeleider van appellante van 11 januari 2010 beschikbaar. Vervolgens bracht, op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hooff, de psychiater W. Eland op 18 januari 2010 een rapport uit van de door hem verrichte psychiatrische expertise. Volgens Eland was bij appellante sprake van een continue bezorgde angstige gestemdheid zonder dat kan worden gesproken van een depressie in engere zin of een dysthymie. Op basis van deze expertise en het overige beeld gaf Van Hooff in een rapport van 28 januari/22 februari 2010 aan dat appellante tevens beperkt diende te worden in persoonlijk functioneren in arbeid. Van Hooff vermeldde voorts als relevant gegeven van de hoorzitting van 15 december 2009 dat de cardioloog en de neuroloog bij appellante geen duidelijke afwijkingen hadden gevonden en dat er geen sprake meer was van bloedarmoede, wel van een tekort aan vitamine D, waarvoor appellante injecties kreeg. Van Hooff wijzigde de FML overeenkomstig zijn conclusies. Vervolgens selecteerde de bezwaararbeidsdeskundige deels andere functies en berekende in een rapport van 25 februari 2010 dat er ook dan geen sprake was van verlies aan verdienvermogen. Hierna verklaarde het Uwv het door appellante tegen het besluit van 28 juli 2009 gemaakte bezwaar bij besluit van 25 februari 2010 ongegrond.

4.1. De rechtbank verklaarde bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 25 februari 2010 (bestreden besluit) ongegrond.

4.2. De rechtbank stelde in de eerste plaats vast dat het Uwv in het verweerschrift zijn aan het slot van overweging 2 vermelde primaire afwijzingsgrond heeft laten vervallen.

4.3. De rechtbank onderschreef voorts, na een uitvoerige bespreking van het verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek en mede gelet op de expertise van Eland en de informatie van de audiologische begeleider van appellante, de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank wees er in dit verband nog op dat appellante in beroep geen medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij meer beperkingen heeft dan zijn vastgelegd in de FML.

4.4. Verder oordeelde de rechtbank dat zij voldoende overtuigd was dat de medische beperkingen van appellante in de uiteindelijk in de bezwaarprocedure geduide functies niet werden overschreden. Daarbij woog de rechtbank met name de voor appellante in verband met haar doofheid gestelde beperkingen in het licht van de belastingen in die functies.

4.5. Het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel, gestoeld op haar stelling dat (ex-)klasgenoten onder dezelfde omstandigheden wel in aanmerking kwamen voor een Wajong-uitkering, wees de rechtbank af omdat appellante dit beroep niet met concrete gegevens had onderbouwd.

5. Appellante heeft in hoger beroep haar in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden en argumenten in essentie herhaald. In het bijzonder heeft zij er op gewezen dat door de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening is gehouden met haar lichamelijke beperkingen in verband met haar ernstige slechthorendheid en met haar psychische klachten. Ter ondersteuning van dit laatste heeft appellante nog een brief van de GZ-psycholoog drs. A.A. Latumahina van 2 mei 2011 overgelegd. Hierin is vermeld dat appellante sinds december 2010 in behandeling is en dat de diagnose een angststoornis NAO is.

6.1. De Raad heeft geen aanleiding gezien over de medische grondslag van het bestreden besluit anders te oordelen dan de rechtbank. Evenals de rechtbank heeft ook de Raad in de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten gezien de conclusies van Van Hooff en de door hem aangevulde FML voor onjuist te houden. In dit verband wijst de Raad erop dat de in overweging 5 vermelde diagnose van de psycholoog, waarbij appellante in behandeling is gekomen, niet nader is onderbouwd.

6.2. Ook wat betreft de medische geschiktheid van de geduide functies ziet de Raad in het wat betreft dit aspect niet nader onderbouwde hoger beroep geen aanleiding voor een ander oordeel dan de rechtbank.

6.3. De Raad onderschrijft ten slotte geheel hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel.

6.4. De overwegingen 6.1 tot en met 6.3 leiden de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2012.

(get.) C.W.J. Schoor.

(get.) G.J. van Gendt.

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature