Uit geloofsovertuiging weigeren handen te schudden van mannelijke collega’s. Ontslag. Indirect onderscheid naar godsdienst. Legitiem doel. Middel passend en noodzakelijk. Het gaat bij de vraag of de op de school geldende uniforme begroetingsregel zich verdraagt met het verbod van onderscheid naar godsdienst om een afweging van belangen van de stichting en de school enerzijds en die van betrokkene, die zou moeten worden beschermd tegen ongelijke behandeling vanwege haar godsdienst anderzijds. Van belang acht de Centrale Raad daarbij dat de geloofsuiting waarvoor bescherming wordt verlangd zich in de openbaarheid manifesteert en dat daarbij anderen zijn betrokken, waaronder ook leerlingen, ouders en andere derden. De begroetingsregel ziet dus direct op de wijze van functievervulling. Het belang van de openbare school, gelegen in het voorkomen van segregatie en het bevorderen van de duidelijkheid in een multiculturele schoolgemeenschap weegt in de gegeven omstandigheden zo veel zwaarder dan het door betrokkene nagestreefde belang bij verscheidenheid, dat de Raad van oordeel is dat de voorgeschreven begroetingswijze, te weten het schudden van handen, passend en noodzakelijk is te achten.